Kolyma

Kennels

Copyright © 2015 Els O. van Lierop. Website by Labyrinthos.

Onze Fokprogramma - Our Breeding Program

Principles and Thoughts concerning our Breeding Program.


Preserving the workability of the breed was the absolute priority in our breeding program. What was needed for that was the desire to work (drive) and the conformation (within the Standard of the Breed, as laid down by the SHCA) to transfer these qualities into good movement while pulling a sled.


Type and coat structure are easy to correct in breeding, as is shoulder height. Shoulder angulation, length of back (ranginess), rear-end angulation and strong feet however, are much more difficult to sustain, i.e. leave alone, breed back into your strain when lost in the dogs. Shoulder angulation especially, once lost, is almost impossible to breed back into your dogs.


To maintain vitality and health, inbreeding should be avoided. Line breeding can be good, but we took great care to have only two similar dogs as grandparents in the pedigree of the litter. This was important, because our import dogs from the Anadyr line had - within 3 or 4 generations - closely related dogs of “Siberian Import.” The above reasons made us decide for an out-cross on regular basis with Seppala dogs, but also dogs from other strictly unrelated breeding lines.


Our males were never used for breeding more than four times in total, to avoid “too much of the same.” Our bitches were never bred more then two times for the same reason, unless their litters turned out small (one to three pups). Apart from that, most of our bitches came in heat only once a year, almost always right in the middle of our race season! As our bitches were the backbone of our teams, that limited our ability to breed from them. But beside the above reasons, in our opinion, a bitch should not have more than two litters in her life for health (and moral!) reasons.


Principes en Gedachten ten aanzien van ons Fokprogramma.


De werkeigenschappen van het ras bewaren had de absolute prioriteit in onze fokkerij. Wat daar voor nodig was, was de wil tot werken (drive) en de conformatie (binnen de Ras Standaard zoals vastgelegd door de SHCA) om deze eigenschappen om te zetten in een goede beweging voor een slee.


Rastype en vachtstructuur zijn makkelijk in de fokkerij te corrigeren, schouderhoogte ook.

Schouderligging, lengte in rug (rangyness), achterhand hoekingen en sterke voeten zijn echter veel en veel moeilijker te handhaven laat staan terug te fokken als je het kwijt raakt in je honden. Vooral schouderligging, eenmaal verloren, is praktisch niet terug te fokken.


Om vitaliteit en gezondheid vast te houden moet inteelt vermeden worden. Lijnteelt is goed maar wij zorgden zeer nadrukkelijk voor slechts twee gemeenschappelijke honden als grootouders in de stamboom van het nest te hebben. Dit ook omdat onze importhonden uit de Anadyr lijn binnen soms 3 tot 4 generaties reeds uitkwamen bij - onderling nauw verwante honden - “Import Siberia.” Daarom ook onze regelmatige onverwante paringen (outcrosses) met vooral de Seppala honden maar ook andere honden uit volstrekt onverwante lijnen.


Onze reuen werden nooit meer dan in totaal 4 keer voor de fok gebruikt om “teveel van hetzelfde” genetisch te voorkomen. Om dezelfde reden werden onze teefjes nooit meer dan 2 keer gefokt, tenzij er een nest tussen zat van weinig pups (1 tot 3 pups bijv). Dit ook omdat onze teefjes over het algemeen maar één maal per jaar loops werden en dat meestal midden in het wedstrijdseizoen. Ze vormden de kern van onze teams dus daarom alleen al, maar ook vonden wij dat een teefje niet meer dan twee nesten behoorde te krijgen om gezondheids (en morele!) redenen.